Teuntje Peters, is een arme eenvoudige dienstmaagd uit Randwijk. Haar vader is schoenlapper. Op een dag ontmoet zij Jan Hendriks, een jongeman uit Ede.
Jan werkt voor zijn ouders. Zij bezitten een aardige boerderij in Randwijk. Als hij trouwt, dan is het fijn als zijn vrouw ook wat geld meebrengt. Zo kan hij zich langzamerhand wat omhoog boeren. Jan kan later het bedrijf overnemen.
Maar de verleiding is groot en Jan legt het aan met Teuntje of Teuntje legt het aan met Jan: wie zal het zeggen? Jan spreekt vleiende woorden en doet mooie beloften. Van het een komt het ander en Teuntje ontdekt dat zij in verwachting is. Er moet getrouwd worden, denkt Teuntje. Een prachtige toekomst ligt in het verschiet, denkt Teuntje. Dat zullen we nog wel zien, denkt Jan.
Het komt tot een civiel proces bij het Hof van Gelre. Op 30 oktober 1641 is de zitting, gevolgd door de uitspraak.
Teuntje verschijnt met haar broer Peter. Teuntje eist een huwelijk. Zij voert aan dat het delen van het bed onder dwang heeft plaatsgevonden, dat Jan heeft beloofd met haar te zullen trouwen. Jan ontkent en getuigen ontbreken.
De rechter denkt na en vertelt over de uitspraken bij vergelijkbare rechtszaken. Het standsverschil speelt ook een rol. Een arme schoenlappersdochter tegenover een boerenzoon uit een gegoede familie.
Dan komt Jan een klein stukje over de brug: hij is bereid het kind te erkennen.
De rechter besluit: de eis van Teuntje wordt niet ontvankelijk verklaard. Er komt geen trouwerij. Wel moet Jan het kind erkennen en een financiële bijdrage leveren aan het levensonderhoud.
… en daar moet je het mee doen Teuntje.
(Gelders Archief; civiele procesdossiers Hof van Gelre 1543 – 1811, 5188; met dank aan Linette voor de transcriptie)