01 september 2019

Ha fijn ha fijn ...

een borrel van Floryn.



Deze week was ik in het Jenevermuseum in Schiedam. Bij binnenkomst liep ik direct aan tegen de groene fles van de jenever van Floryn. Die fles bracht mij terug naar mijn vroege jeugd. 

Een buurman kwam regelmatig een borrel bij ons halen. Hij was hartpatiënt en de dokter had hem “verboden” nog te drinken. In het café zag je hem daarom niet meer, maar bij ons (en wie weet bij nog veel andere dorpsbewoners) kon hij nog wel een jonge krijgen. Wij als kinderen kregen dan van hem een gulden als dank. Fijn voor onze spaarpot.

De fles jonge jenever stond op de trap in een van onze kelders. Als klein kind moest ik twee keer per dag in diezelfde kelder het brood halen. Op de terugweg liep ik langs de voorraad sterke drank die op de traptreden stond uitgestald: cognac, schilletje en jonge jenever. En net als onze buurman lustte ik wel een slokje. Jonge jenever kon mij niet bekoren, maar schilletje smaakte me overheerlijk.

Toch kwam ook zonder mijn bijdrage het moment dat de fles jonge jenever leeg was. Mijn moeder stuurde me een paar keer naar “Jan Punt” om een volle fles te kopen. Doodeng vond ik het om door een halfdonker café met stamgasten te moeten lopen. 

En zo vervulde Boerderij Het Klaphek, zonder het zich te realiseren, een rol als buurtcafé. Een buurtcafé, waarvan er jaren daarvoor legio in Randwijk te vinden waren. Mijn ouders vertelden ons dat er een tijd was dat er in Randwijk om het andere huis een café was. Uit mijn jeugd herinner ik me dat Café ’t Huukske van de dames Sanders zijn deuren sloot. Café Het Trefpunt van Jan Peperkamp (“Jan Punt”) was nog overgebleven.

15 juli 2019

Lest we forget – Arthur W. Grime (1920-1944)




Onder de naam Operatie Market Garden vielen de geallieerden in september 1944 de Duitse bezetter aan. Met de inzet van ruim 35000 luchtlandingstroepen probeerden de geallieerden strategische bruggen in Nederland te veroveren. 
De operatie had niet het gewenste doel, omdat men er niet in slaagde de cruciale brug bij Arnhem in te nemen. Toch kregen wij onze vrijheid terug, dankzij de inzet van deze geallieerden. In september herdenken wij dat deze operatie 75 jaar geleden plaats had.

Achter zo’n grote operatie zitten veel persoonlijke verhalen. Want deze militairen lieten voor onze vrijheid hun land, vader, moeder, vrouw en kinderen achter. Veel ervan gaven ook hun leven en keerden nooit meer terug. Zo ook Arthur Wilfred Grime. Zijn verhaal hoorde ik onlangs van zijn familie.

Op zondagavond 24 september 1944 werd een Mosquito MT 134 jachtbommenwerper van de RAF 613 Squadron, waarschijnlijk door eigen vuur neergehaald. Het vliegtuig stortte neer achter de woning van de familie C. Arnoldussen aan de Hemmensestraat in Randwijk en vloog direct gedeeltelijk in brand. Zowel de piloot Flying Officer Arthur W. Grime als de navigator Sergeant James McDowell kwamen daarbij om het leven.

Zij werden eerst naast elkaar begraven op het erf van boerderij Het Klaphek op de hoek Bredeweg - Nijburgsestraat, een halve meter van de weg en evenwijdig aan de Nijburgsestraat, tegenover café Sanders. Het was een provisorisch graf, want ooggetuigen zagen de neuzen van de schoenen door de aarde steken; de hoofden richting Heteren, de voeten richting Zetten. Op het graf stond een wit houten kruis. Later zijn zij met militaire vrachtwagens opgehaald en herbegraven op de Airborne begraafplaats te Oosterbeek. Een derde bemanningslid overleefde het ongeval.

Arthur Wilfred Grime werd geboren in 1920 en was de zoon van Leonard en Alice. Leonard noemde zijn zoon naar zijn broer die in de Eerste Wereldoorlog omkwam in Frankrijk. De vader van Arthur was opgeleid tot accountant en had zich ontwikkeld tot een invloedrijk zakenman in het Engelse Lancashire.

Arthur was een serieuze jongen. Hij werd door zijn ouders gestimuleerd om, net als zijn vader, accountancy te gaan studeren.  Arthur, erg goed in wiskunde en hoofdrekenen, voltooide de studie tot accountant en ging werken in het bankwezen. Maar accountancy had niet zijn hart.

Toen de oorlog kwam werd hij vrijwilligersreserve bij de Royal Air Force.  Daar werd hij geselecteerd om in Canada de opleiding tot piloot te gaan volgen. Arthur hield van dit land en droomde ervan om er na de oorlog een nieuw leven op te bouwen. In Canada rondde hij de pilotenafleiding af en keerde hij terug naar Engeland als Flight Sergeant bij 613 Squadron (City of Manchester). Hij vloog daar met Spitfires. Later in de oorlog werd het squadron uitgerust met Mosquito’s en verhuisde hij naar RAF Lasham in Hampshire.

Naarmate de tijd verstreek werd hij gepromoveerd tot Pilot Officer en later Flying Officer. Hij had de gewoonte om vrijwillig deel te nemen aan extra missies om op deze manier eerder klaar te zijn met zijn opdracht.

Dit leidde tot zijn noodlottige laatste vlucht vanuit Lasham. Er was gevraagd naar vrijwilligers voor de Operatie Market Garden en Arthur accepteerde deze opdracht graag. Wat er precies is gebeurd is nog niet duidelijk, maar zijn toestel stortte neer bij Randwijk.  Er werd gezegd dat zijn radio defect was en dat het 'friendly fire' was, maar daar is onzekerheid over.

Toen zijn vliegtuig niet terugkeerde, was Arthur officieel ‘Missing In Action’. Er was veel onzekerheid en iedereen hoopte dat hij het op de een of andere manier had overleefd. Wat volgde was het grote wachten.

Zijn moeder Alice was bijzonder zwaar getroffen door wat er was gebeurd.  Zij raadpleegde mediums, net als veel andere moeders van wie de zonen vermist waren. Deze mediums verzekerden haar ervan dat Arthur gevangen was genomen en in een krijgsgevangenkamp zat.  Arthur was nog steeds niet gevonden toen de oorlog voorbij was en iedereen naar huis en land terugkeerde. Naarmate de tijd verstreek, kreeg Alice te horen dat hij mogelijk gewond was en door het Rode Kruis werd verzorgd.

Uiteindelijk werd ontdekt wat er was gebeurd. Een aantal familieleden is toen naar de boerderij in Randwijk geweest waar het vliegtuig was neergestort. Alice accepteerde in die tijd nog steeds niet dat haar zoon dood was, omdat mediums haar ervan overtuigd hadden dat hij nog in leven zou zijn. Zij bleef hoopvol, tot de vrouw van de boer haar identificeerde (de gelijkenis was duidelijk) als de moeder van de officier. Pas toen wilde zij geloven dat Arthur was overleden. Bij hetzelfde bezoek ging het gezin naar Oosterbeek om hem de laatste eer te bewijzen. De inscriptie op zijn graf luidt:

He asked so little and gave so much
Thank God for every remembrance of him


Het verlies van Arthur is voor de rest van haar leven van grote invloed geweest op de gezondheid van Alice. Zij is op betrekkelijk jonge leeftijd overleden.