Onder de naam Operatie Market Garden vielen de geallieerden in september 1944 de Duitse bezetter aan. Met de inzet van ruim 35000 luchtlandingstroepen probeerden de geallieerden strategische bruggen in Nederland te veroveren.
De operatie had niet het gewenste doel, omdat men er niet in slaagde de cruciale brug bij Arnhem in te nemen. Toch kregen wij onze vrijheid terug, dankzij de inzet van deze geallieerden. In september herdenken wij dat deze operatie 75 jaar geleden plaats had.
Achter zo’n grote operatie zitten veel persoonlijke verhalen. Want deze militairen lieten voor onze vrijheid hun land, vader, moeder, vrouw en kinderen achter. Veel ervan gaven ook hun leven en keerden nooit meer terug. Zo ook Arthur Wilfred Grime. Zijn verhaal hoorde ik onlangs van zijn familie.
Op
zondagavond 24 september 1944 werd een Mosquito MT 134 jachtbommenwerper van de
RAF 613 Squadron, waarschijnlijk door eigen vuur neergehaald. Het vliegtuig
stortte neer achter de woning van de familie C. Arnoldussen aan de
Hemmensestraat in Randwijk en vloog direct gedeeltelijk in brand. Zowel de
piloot Flying Officer Arthur W. Grime als de navigator Sergeant James McDowell
kwamen daarbij om het leven.
Zij werden eerst naast elkaar begraven op het erf van boerderij Het Klaphek op de hoek Bredeweg - Nijburgsestraat, een halve meter van de weg en evenwijdig aan de Nijburgsestraat, tegenover café Sanders. Het was een provisorisch graf, want ooggetuigen zagen de neuzen van de schoenen door de aarde steken; de hoofden richting Heteren, de voeten richting Zetten. Op het graf stond een wit houten kruis. Later zijn zij met militaire vrachtwagens opgehaald en herbegraven op de Airborne begraafplaats te Oosterbeek. Een derde bemanningslid overleefde het ongeval.
Zij werden eerst naast elkaar begraven op het erf van boerderij Het Klaphek op de hoek Bredeweg - Nijburgsestraat, een halve meter van de weg en evenwijdig aan de Nijburgsestraat, tegenover café Sanders. Het was een provisorisch graf, want ooggetuigen zagen de neuzen van de schoenen door de aarde steken; de hoofden richting Heteren, de voeten richting Zetten. Op het graf stond een wit houten kruis. Later zijn zij met militaire vrachtwagens opgehaald en herbegraven op de Airborne begraafplaats te Oosterbeek. Een derde bemanningslid overleefde het ongeval.
Arthur Wilfred Grime werd geboren in 1920 en was de zoon van Leonard en Alice. Leonard noemde zijn zoon naar zijn broer die in de Eerste Wereldoorlog omkwam in Frankrijk. De vader van Arthur was opgeleid tot accountant en had zich ontwikkeld tot een invloedrijk zakenman in het Engelse Lancashire.
Arthur
was een serieuze jongen. Hij werd door zijn ouders gestimuleerd om, net als
zijn vader, accountancy te gaan studeren. Arthur, erg goed in wiskunde en hoofdrekenen, voltooide
de studie tot accountant en ging werken in het bankwezen. Maar accountancy had
niet zijn hart.
Toen
de oorlog kwam werd hij vrijwilligersreserve bij de Royal Air Force. Daar werd hij geselecteerd om in Canada de
opleiding tot piloot te gaan volgen. Arthur hield van dit land en droomde ervan
om er na de oorlog een nieuw leven op te bouwen. In Canada rondde hij de
pilotenafleiding af en keerde hij terug naar Engeland als Flight Sergeant bij
613 Squadron (City of Manchester). Hij vloog daar met Spitfires. Later in de
oorlog werd het squadron uitgerust met Mosquito’s en verhuisde hij naar RAF
Lasham in Hampshire.
Naarmate
de tijd verstreek werd hij gepromoveerd tot Pilot Officer en later Flying
Officer. Hij had de gewoonte om vrijwillig deel te nemen aan extra missies om
op deze manier eerder klaar te zijn met zijn opdracht.
Dit
leidde tot zijn noodlottige laatste vlucht vanuit Lasham. Er was gevraagd naar
vrijwilligers voor de Operatie Market Garden en Arthur accepteerde deze
opdracht graag. Wat er precies is gebeurd is nog niet duidelijk, maar zijn
toestel stortte neer bij Randwijk. Er
werd gezegd dat zijn radio defect was en dat het 'friendly fire' was, maar daar
is onzekerheid over.
Toen
zijn vliegtuig niet terugkeerde, was Arthur officieel ‘Missing In Action’. Er
was veel onzekerheid en iedereen hoopte dat hij het op de een of andere manier
had overleefd. Wat volgde was het grote wachten.
Zijn
moeder Alice was bijzonder zwaar getroffen door wat er was gebeurd. Zij raadpleegde mediums, net als veel andere
moeders van wie de zonen vermist waren. Deze mediums verzekerden haar ervan dat
Arthur gevangen was genomen en in een krijgsgevangenkamp zat. Arthur was nog steeds niet gevonden toen de
oorlog voorbij was en iedereen naar huis en land terugkeerde. Naarmate de tijd
verstreek, kreeg Alice te horen dat hij mogelijk gewond was en door het Rode
Kruis werd verzorgd.
Uiteindelijk
werd ontdekt wat er was gebeurd. Een aantal familieleden is toen naar de
boerderij in Randwijk geweest waar het vliegtuig was neergestort. Alice
accepteerde in die tijd nog steeds niet dat haar zoon dood was, omdat mediums
haar ervan overtuigd hadden dat hij nog in leven zou zijn. Zij bleef hoopvol, tot
de vrouw van de boer haar identificeerde (de gelijkenis was duidelijk) als de
moeder van de officier. Pas toen wilde zij geloven dat Arthur was overleden.
Bij hetzelfde bezoek ging het gezin naar Oosterbeek om hem de laatste eer te bewijzen. De inscriptie op zijn graf luidt:
He asked so little and gave so much
Thank God for every remembrance of him
Het verlies van Arthur is voor de rest van haar leven van grote invloed geweest op de gezondheid van Alice. Zij is op betrekkelijk jonge leeftijd overleden.