Met het hele gezin vertrokken ze voor een verre overtocht per boot. Op weg naar een onbekend land. Een land waarvan ze, van de vele duizenden die hen waren voorgegaan, gehoord hadden dat het er goed was. Je kon er een mooi bestaan opbouwen; dat lonkte.
Gelukkig begrepen ze wel wat er gezegd werd. Het mooie bestaan: dat was hard ploeteren geweest. Dat hinderde niet, dat waren ze van huis uit gewend. De godsdienst in dat land was net een beetje anders. Samen met anderen uit hetzelfde land van herkomst stichtten ze een nieuwe kerk, één die van huis uit vertrouwder voelde. Ze zochten elkaar toch al op, de mensen die de overtocht ook hadden gewaagd. Velen vonden elkaar in de liefde, trouwden, kregen kinderen en zo bleef het zelfs na meer dan honderd jaar toch een beetje Hollands in dat land aan de andere kant van de oceaan.
Mijn oudtante Kee vertrok in 1910 met haar gezin naar Sioux in de VS, mijn oudoom Evert koos jaren later voor Ontario in Canada. Van een nazaat van tante Kee hoorde ik onlangs van haar taalprobleem. Van tante Trui, de vrouw van ome Evert, heb ik brieven gelezen. Zij schreef trouw aan haar familie in Holland. Je leest daarin haar verlangen naar een berichtje uit Holland. Door de regels heen lees je ook haar teleurstelling over het aantal brieven dat hun kant op komt. Elke dag kijkt ze uit naar de postbode, maar alleen heel soms is het raak. Maar als dat zo is, dan is het feest. Het hele gezin luistert mee als de brief wordt voorgelezen.
Het verhaal van hiervoor is het verhaal van nu, niet daar maar hier. Het is een verhaal van alle tijden. In de Bijbel staan verschillende volksverhuizingen beschreven. Maar niet altijd wacht de koning je op om je een land Gosen toe te wijzen. In ons land word je ontvangen met een soort “blije doos” met daarin een inburgeringscursus. Zo’n cursus is misschien een flinke hobbel die genomen moet worden, maar zou tante Kee zeker hebben geholpen met haar taalprobleem.