21 juni 2015

Als een lopend vuurtje

Wij woonden ongeveer een kilometer buiten het dorp Randwijk. Als wij in de verte een sirene hoorden, sprongen de kinderen uit het gezin op de fiets en spoedden zich achter de politie-, brandweer- of ziekenwagen aan. Vanuit Indoornik waren de mensen ons soms al voor: uit het hele dorp en uit de omgeving was men op weg naar de plek des onheils. Niet vanwege het onheil, maar voor het nieuws; voor wat afwisseling in het rustige plattelandsleven.

Nu woon ik in de buurt van een brandweerkazerne in een grotere plaats. Ook in de omgeving van mijn werkplek, een ziekenhuis in een grote stad, gebeurt het regelmatig dat een groot alarm klinkt. En ook nu nog slaat mijn hart een keertje over als ik de sirene hoor. Maar de fiets laat ik in het schuurtje.
Mijn man, opgegroeid in de stad, vindt dit soort opwinding heel komisch.

Tijdens mijn graafwerk in het verleden ben ik al regelmatig berichten tegengekomen over een grote brand die in 1901 het dorp Randwijk deels heeft vernietigd. Later heb ik gehoord over de bijbehorende dorpsroddels.

Dit is het meest beeldende verhaal dat ik tot nu toe heb gevonden in de Wageningsche Courant van 22 mei 1901:

"Heden morgen, even na tien uur, werd getelefoneerd, dat te Randwijk, drie à vier boerderijen in brand stonden. Toen wij ons naar den dijk begaven, ontwaarden wij onmiddellijk uit de groote rookkolommen en de lekkende vlammen, die aan beide zijden van den Randwijkschen toren zichtbaar waren, dat de brand daar een zeer ernstig karakter droeg en spoedden wij ons voort naar het dorp, om ons plaatselijk op de hoogte te stellen.