31 januari 2006

Geschiedenis familie Evertsen - Inleiding



Boerderij aan de Rijnsteeg in Bennekom
Bij het samenstellen van deze pagina ben ik uitgegaan van de stamreeks van Teunis Evertsen. 

De familie Evertsen is door de eeuwen heen een protestantse boerenfamilie. Zij woonden in de gemeenten Amersfoort, Barneveld, Ede en Nijkerk.

De naam Evertsen kwam volgens de Nederlandse Familienamenbank 262 maal voor in 2007. In 1947 waren dat er 228. Vooral in de gemeenten Ede en Arnhem en de gemeenten Zwolle en Dalfsen wonen veel naamdragers.

30 januari 2006

Geschiedenis familie Evertsen - Generatie I

Maas Jansen (geboren eind 1600) en Japikje Jans

Maas Jansen, geboren eind 1600 trouwt rond 1716 met Evertjen Jans, afkomstig uit Wekerom. 
Zij krijgen één dochter: Niesjen, die zij op 24 mei 1716 laten dopen in Ede. Waarschijnlijk is Evertjen kort daarna overleden.

Rond 1717 trouwt hij met Japikje Jans.

Maas en Japikje krijgen samen acht kinderen: Jacob in 1718, Jan in 1719, Geertje in 1721,
Evertje in 1723, Evert in 1727, Jannetje in 1730, Evertje in 1731 en Jannetje in 1734. Alle kinderen worden in Ede gedoopt.

In 1751 staat Japikje Jans, vrouw van Maas Jansen, geregistreerd als lidmaat van de Nederduits Gereformeerde Gemeente in Ede (buurten Dorp en Manen).

Maas overlijdt op 14 december 1765. Japikje overlijdt op 27 juli 1770.

29 januari 2006

Geschiedenis familie Evertsen - Generatie II

Fragment doopakte Teunis Evertsen (1763)
Evert Maassen van Beek (geboren 1727) en Aaltje Theunissen

Evert Maassen van Beek werd als zoon en vijfde kind van Maas Jansen en Japikje Jans in 1726 geboren en op 6 april 1726 in Ede gedoopt.Hij trouwde als 27-jarige op 28 oktober 1753 in Ede met de uit Barneveld afkomstige Aaltje Theunissen, dochter * 1) van papiermakers Teunis Jansen van Breenen en Lijsbet Melissen (op de molen bij de Schaffelaar in Barneveld).Evert en Aaltje kregen zeven kinderen.

Het gezin van Evert Maassen van Beek heeft tussen 1754 tot 1764 in Amersfoort en in Hoevelaken gewoond. De kinderen Elisabeth (1754) en Jacobje (1756) zijn in Amersfoort geboren en aldaar gedoopt in de Nederduits Gereformeerde Gemeente. Jacobje staat in het doopregister overigens geregistreerd als Jacob, zoon van...

Op 25 juli 1757 zijn zij vertrokken naar Hoevelaken. Dit blijkt uit de akte van indemniteit, dit is een borgstelling, ten laste van het Stadsbestuur van Amersfoort met de opmerking dat zij te allen tijde naar Amersfoort mogen terugkeren. Blijkbaar zijn zij daarna ook weer teruggekeerd naar Amersfoort.
Op 19 maart 1764 werd door het Stadsbestuur van Amersfoort een akte van indemniteit, afgegeven in verband met het vertrek van het gezin naar de Gemeente Ede. Op 20 maart 1764 kwam de attestatie vanuit de kerkelijke gemeente te Hoevelaken binnen te Ede voor Aaltje Theunissen, de vrouw van Evert.

Zij vertrokken met hun kinderen Elisabeth, Jacobje, Maas en Theunis. Gerbrecht, geboren in 1761, wordt hierbij niet genoemd. Waarschijnlijk is Gerbrecht eerder overleden, maar in de begraafgegevens van Amersfoort is hierover niets terug te vinden.

De kinderen Geurtje (1765) en Jan (1768) zijn geboren in Ede.
Aaltje overleed op 19 januari 1776 in Ede.

Evert is overleden op 57-jarige leeftijd in Ede op 24 september 1783.
Elisabeth woont in 1796 samen met haar man Dillis Jansen in het dorp Ede, aldus een overzicht van huisbezoeken van ds. M. Jongeneel uit dat jaar.

* 1) Tot nu toe is geen doopinformatie van Aaltje Theunissen gevonden. Op grond van de namen van de kinderen van Evert en Aaltje, vergeleken met de namen van de familie Jansen van Breenen-Melissen mag worden aangenomen dat het hier gaat om de ouders van Aaltje.

28 januari 2006

Geschiedenis familie Evertsen - Generatie III

Fragment van de Memorie van Aangave
na het overlijden van Jan Evertsen (1823)
Jan Evertsen (geboren 1768) en Evertje Breunissen Franken

Jan Evertsen werd als zoon van Evert Maassen van Beek en Aaltje Theunissen gedoopt op 11 november 1768 in Ede.

Hij trouwde op 37-jarige leeftijd op 5 mei 1805 met attest van de com. huw. zaken in de Nederduits Gereformeerde Gemeente van Ede met de 36-jarige Evertje Breunissen Franken, dochter van Breunis Franken en Fetje Aalbers, geboren op 2 maart 1769 te Roekel, gedoopt op 6 maart 1769 te Roekel.

Volgens een overzicht van ds. J. Prins met bezochte ledematen in 1803 woont Evertje dan in Roekel.
Het bruidspaar ging wonen in Willinkhuizen.
Op het moment van trouwen was Evertje al in verwachting van hun eerste zoon Evert, die in september 1805 werd geboren.

Jan en Evertje kregen drie kinderen: Evert in 1805, Bartha in 1807 en Breunis in 1810.

Jan heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een achternaam aan te nemen en zo is het patroniem Evertsen ook de achternaam van de familie geworden.

Het gezin van Jan Evertsen en Evertje Breunissen Franken woonde in elk geval op het moment van overlijden van Jan op Willinkhuizen 265 bij Otterlo. Dit is waarschijnlijk een adres in de buurt van de kruising Willinkhuizersteeg met de Lage Valkseweg in Wekerom.

Jan overleed op 17 april 1823 op 56-jarige leeftijd in zijn woonhuis aan de Willinkhuizen 265.

Gerrit Toonen en Wouter Hermsen deden aangifte van zijn overlijden.
Op de overlijdensakte staat bouwman, dat is landbouwer, als beroep vermeld. In de memorie van successie wordt verklaard dat Jan en Evertje in algehele gemeenschap van goederen zijn getrouwd geweest en dat Jan bij zijn overlijden geen onroerende goederen nalaat.

Na het overlijden van Jan is Evertje verhuisd naar Otterlo.

Volgens de Kadastrale kaarten 1811-1832 woonde de weduwe van Jan Evertsen te Otterlo Eschoten, sectie E op perceel 392, dit is de Grote Damakker, Barneveldseweg 20 in Otterlo. In dit gebied stonden percelen bos, heide, bouwland, weiland, tuin, huis, schuur en erf op naam van weduwe Jan Evertsen (perceel nr. 381 tot en met 395), in totaal groot 7.78.60 ha. Daarnaast stond op naam van weduwe Jan Evertsen grond in sectie B, groot 1.68,90 ha. en in sectie H, groot 16,80 ha.

Wat opvalt in de boeken van 1832 is dat de familie Breunissen Franken in de Gemeente Ede veel grond op zijn naam heeft staan.

Er is een op 5 april 1852 door Notaris Mr. J.Ch. Fischer opgemaakte akte bekend, nummer 807/681 betreffende de huur van boerderij Groot Willikhuizen met een aantal percelen grond rondom en op het Laar onder Otterlo door Evertje Breunissen Franken. Zij huurde de boerderij van eigenaar J.B.T. Previnaire uit Haarlem. De huur ging in op Pinksteren 1852 en het contract werd aangegaan tot in principe 22 februari 1864. Het huurbedrag per jaar bedroeg Hfl. 270,00

Evertje Breunissen Franken stierf op 19 januari 1861 op 91-jarige leeftijd in Otterlo.

Op naam van Evert Evertsen uit Otterlo is onder nummer 164/138 een door Notaris Mr. J.Ch. Fischer opgemaakte akte bekend van 20 en 30 oktober 1866 betreffende de verkoop van roerende goederen. Dit betreft waarschijnlijk de inboedel uit het nalatenschap van zijn ongehuwde zuster Bartha Evertsen, overleden op 18 augustus 1866. De boedelverkoping bracht in totaal Hfl. 869,58 op.

27 januari 2006

Geschiedenis familie Evertsen - Generatie IV

Breunis Evertsen (geboren 1810) en Hendrikje Liefting

Breunis werd als zoon van Jan Evertsen en Evertje Breunissen Franken geboren in Ede op 4 augustus 1810.

Uit een verklaring van de Nationale Militie, gedateerd op 7 mei 1841, blijkt dat Breunis is ingeschreven onder nummer 47, maar dat hij "uit hoofde van de dienst zijns broeders in 1833 finaal is vrijgesteld".  Zijn signalement luidt: lengte 1 el, 518 strepen (1.52 m), gezicht ovaal, voorhoofd hoog, ogen blauw, neus gewoon, mond gewoon, kin rond, haar lichtbruin, wenkbrauwen lichtbruin, merkbare tekenen geen.

Als beroep van Breunis staat dat hij boerenwerk doet. Met zijn 1.52 m is Breunis volgens de Militieregisters "onder de maat" ofwel te klein. Dit geldt ook voor zijn broer Evert, die 1.46 m lang is.

Breunis trouwde kort na deze verklaring, in de leeftijd van 30 jaar, op 22 mei 1841 in Ede met de 27-jarige Hendrikje Liefting, dochter van Harmen Liefting en Evertje Willemsen, geboren op 26 september 1813 te Ede.

Hendrikje was op het moment van trouwen in verwachting van Jantje, die geboren werd in september.

Breunis en Hendrikje kregen acht kinderen: Jantje in 1841, Evertje in 1843, Elbartje in 1845, Hermijntje in 1847, Jan in 1849, Hendrikje in 1851, Evertje in 1853, Hermanus in 1859.

Het gezin van Breunis Evertsen en Hendrikje Liefting woonden op het adres Wekerom 39. Volgens de persoonskaart woonden zij in 1847 op het adres Otterlo 51. Dit is boerderij Eschoten op het adres Eschoterengweg 1 te Otterlo.

Een deel van de boerderijen de Damakker in Otterlo kwam op 1 september 1855 in hun bezit door een acte van ruiling, vastgelegd door notaris J.Ch. Fischer. Een ander deel kwam door een acte van rectificatie d.d. 15 december 1866 in hun bezit. Nummer 5 en 6 kwam in hun bezit door proces verbaal van inzet en toewijzing op 14 en 28 oktober 1857 ten overstaan van notaris Van der Ham te Otterlo.
Na 1862 woonden zij op het adres Otterlo 53, ofwel Laarweg 9 te Otterlo.

In een akte van 23 december 1868, opgemaakt door Notaris Mr. W.F.J. Fischer komt Breunis Evertsen voor als koper van hout. Het gaat om een openbare verkoping van diverse percelen hout op het landgoed Harskamp onder Otterlo, op verzoek van Jan Willem de Groot, koopman te Arnhem.

Breunis overleed op 66-jarige leeftijd op 6 februari 1877 in de gemeente Ede.

Dochter Hendrikje Evertsen, getrouwd met Frank van Luttikhuisen, legt op 6 mei 1878 bij Notaris Mr. W.F.J. Fischer haar testament vast.

Op 16 december 1882 is onder nummer 2140 door Notaris Mr. W.F.J. Fischer een akte opgemaakt van de verkoop van roerende goederen ter waarde van Hfl. 2.716,18 op verzoek van Hendrikje Liefting en haar kinderen. De volledige tekst van deze akte is na te lezen via de volgende link: akte verkoop roerende goederen.

Hendrikje, de vrouw van Breunis, overleed op de leeftijd van 69 jaar op 26 juni 1883 in de gemeente Ede.

Op 17 september 1883 is onder nummer 2298/2077 door Notaris Mr. W.F.J. Fischer in een akte de verkoop vastgelegd van de nalatenschap van  Breunis Evertsen en Hendrikje Liefting alsmede van Evert Evertsen betreffende de boerderijen de Grote Damakker en de Kleine Damakker met bijbehorende percelen en als volgt onderverdeeld:

1. De boerenhofstede, genaamd de Grote Damakker:
huis, schuur, berg, erf, tuin, opgaande boomen, bosch, bouw- en weiland en heide, kadastraal bekend gemeente Otterlo, sectie E, nummer 381, 382 t/m 395, 665, 666 en 976  tezamen groot 12 bunders en 44 roeden 60 ellen en het westelijk gedeelte zoals op het terrein kennelijk is afgebakend  van het perceel heide, kadastraal bekend gemeente Otterlo, sectie E nummer 975 heide geheel groot 6 bunders 52 roeden en 50 ellen en en wel dit westelijk gedeelte ter grootte van 4 bunders en 50 roeden en het perceel heide, gelegen als voren sectie E nummer 616 heide groot 2 bunder 15 roeden 60 ellen.

2. Het perceel weiland gelegen in Wekerom onder Ede, kadastraal bekend Gemeente Ede, Sectie B, nummer 460, weiland groot 1 bunder en 80 ellen.

3. Het perceel heide gelegen achter het Roekelsche Bosch onder Ede, kadastraal bekend Gemeente Ede, Sectie B, nummer 1554, groot 3 bunder 44 roeden en 10 ellen.

4. De boerenhofstede, genaamd de Kleine Damakker, gelegen te Eschoten, onder Otterlo, bestaande uit huis, schuur, erf, weiland en heide, kadastraal bekend Gemeente Otterlo, sectie E, nummer 974; groot 23 roeden en 10 ellen. Perceel 624 weiland groot 1 bunder 55 roeden en 60 ellen en het oostelijk gedeelte ter grootte van ruim 2 bunders, zoals op het terrein kennelijk is afgebakend van het perceel heide, gelegen als voren, kadastraal bekend Gemeente Otterlo, sectie E, nummer 975, heide geheel groot 6 bunders 52 roeden en 50 ellen.

5. Het perceel weiland gelegen in de Maten te Wekerom onder Ede, kadastraal bekend gemeente Ede, sectie B, nummer 974 en 975 weiland tezamen groot 2 bunders 24 roeden en negentig ellen.

6. Het perceel weiland gelegen in de Maten te Wekerom onder Ede, kadastraal bekend Gemeente Ede, sectie B, nummer 978, weiland groot 62 roeden 10 ellen.

De nummers 1, 2 en 3 zijn tot 22 februari 1885 gehuurd door Jan Evertsen. De huursom bedraagt Hfl. 240,00 per jaar.
De nummers 4, 5 en 6 zijn tot 22 februari 1891 gehuurd door Gerrit Straatman. De huursom bedraagt Hfl. 86,00 per jaar.

Op 1 oktober 1883 vond de toewijzing plaats:
Nummer 1 en 2 kwamen voor Hfl. 5.290,00 in het bezit van Meeuwis Franken, landbouwer te Otterlo.
Nummer 4, 5 en 6 kwamen voor Hfl. 2.400,00 in het bezit van Gerrit van Maanen, landbouwer te Wekerom en zijn vrouw Elisabeth Albertha Petronella Takken.
Het bod op perceel genoemd onder nummer 3 werd niet door de verkopers geaccepteerd en aangehouden.

26 januari 2006

Geschiedenis familie Evertsen - Generatie V

het bakhuis van boerderij De Kleine Goor in Stroe
Jan Evertsen (geboren 1849) en Aartje van Ee


Jan Evertsen werd op 5 augustus 1849 in Otterlo geboren als zoon en vijfde kind van Breunis Evertsen en Hendrikje Liefting.

Over Jan Evertsen is bekend dat hij twee oorringen droeg om beter te kunnen zien. Hij was landbouwer van beroep.

Uit een verklaring van de Nationale Militie, gedateerd op 22 november 1882, blijkt dat Jan in 1868 was ingeschreven onder nummer 109 voor de lichting van 1869, maar dat hij "buiten oproeping gebleven zijnde, het tot geen dienst heeft verpligt"

In de Militieregisters staat vermeld dat Jan 1 el en 605 strepen lang is (1.60 m), gezicht: ovaal, voorhoofd: gewoon, ogen: blauw, haar: blond. Daarnaast staat de opmerking "gebreken".

Jan trouwde als 33-jarige op 15 december 1882 in Barneveld met de 20-jarige Aartje van Ee, geboren op 14 maart 1862 in Barneveld als dochter van Dirk van Ee en Aartje van Essen. Jan en Aartje kregen samen tien kinderen, waarvan één kindje levenloos werd geboren.

Jan huurde de Grote Damakker in Otterlo tot 22 februari 1885, maar is blijkbaar vrijwel direct na de verkoop van deze boerderij naar Barneveld vertrokken. Vanaf 14 januari 1884 stond het gezin als inwoner van Barneveld ingeschreven op huisno. 123 te Stroe. Van 1884 tot 1890 stond Jan Evertsen genoemd als bewoner van boerderij De Kleine Goor, daarvoor genoemd het Smidshuijs, aan de Stroeërweg 39 in Stroe. Hendrikje (1884), Aartje (1885) en Breunis (1889) werden daar geboren. Dirkje (1891) werd geboren in Kootwijkerbroek, huisno. 283.

In de periode dat het gezin in Kootwijkerbroek woonde was de predikantsplaats van de Nederlands Hervormde Kerk lange tijd vacant. In deze vacante periode werden de kerkdiensten vaak voorgegaan door de Nederlands Hervormde dominee uit Bennekom. Deze kwam met paard en koets vanuit Bennekom naar Kootwijkerbroek en zijn paard werd dan gestald bij Jan Evertsen. Daar kreeg het paard haver en stro. De afstand Bennekom - Kootwijkerbroek was ongeveer 25 kilometer zodat het paard best wat voer gelust zal hebben. Als de dominee klaar was met de kerkdiensten keerde hij weer huiswaarts en zei dan steevast: “nou Jan, bedankt”. Na een aantal keren dit aangehoord te hebben, werd dit voor Jan toch wat hinderlijk en merkte hij op: ,,van bedankjes koopt mijn vrouw geen brood”. De dominee vroeg hem hierop wat hij hiermee bedoelde, waarop Jan antwoordde dat hij geen enkele vergoeding kreeg voor stalling en voerkosten. Volgens overlevering is dit nadien door de betreffende kerkenraad in orde gemaakt.

Over de Doleantie is een en ander te lezen in een artikel van de kroniek van Barneveld.
In de schenkingsoorkonde van de Bijbels van de preekstoel en van het voorzangersgestoelte van de Hervormde (?) kerk van Kootwijkerbroek staat het volgende te lezen:
“Schenkingsoorkonde Kootwijk Vrijdag 20 April 1891 Vrijdag 22 Mei Ds. J.H. Houtzagers.
“L.S. In den jare 1891 hebben de Synodale kerkvoogden den 20ste April, toen zi, Otto van Middendorp, Evert Blootenburg, Jan van Ee Theuniszoon, allen wonende te Kootwijkerbroek, de laatste vertegenwoordigd door Anne Willem Jacob Joost Baron van Nagell, Burgemeester van Barneveld aan de kerkvoogden der Ned. gereformeerde gemeente (doleerende) te Kootwijk Reyer van Buurik, Roelof Termaat en Jan van Ee Dz, allen wonende te Kootwijk,de laatste te Kootwijkerbroek, wederrechtelijk de Kerkelijke goederen ontnamen, zich niet geschaamd den folio Statenbijbel, die in 1821 (1811? ) aan de gemeente te Kootwijk was geschonken van den kansel te rukken; ook hebben zij den Statenbijbel van de voorlezerslessenaar geroofd. Op heden den 22ste Mei 1891 is in de behoefte van beide bijbels voorzien.” (bron: de kroniek van Barneveld van vrijdag 20 april 1891).

De kerkscheuring, waarvan sprake was in 1886, verdeelde de schoonfamilie van Jan Evertsen in twee kampen Mogelijk zijn deze meningsverschillen de reden geweest van het feit dat Jan Evertsen met zijn gezin in die periode is verhuisd naar Bennekom.

Het volgende verhaal geeft hierover misschien ook de verhoudingen weer. In een boek van de Historische Vereniging Oud Bennekom: “Echte Bennekommers komen vaak van elders” staat namelijk geschreven:
"Jan Evertsen en zijn vrouw Aartje van Ee wonen vanaf 1890 in bij haar moeder, Aartje van Ee – van Essen, in de boerderij “De Nieuwe Top” in Kootwijkerbroek. Aartje van Ee-van Essen overlijdt op 2 januari 1891. In september 1891 besluiten de erfgenamen van het echtpaar Van Ee-van Essen de hofstede te veilen. Het echtpaar heeft 9 kinderen. De oudste zoon, Jan van Ee, is de hoogste bieder met fl. 6290,-.

Jan Evertsen heeft de boerderij “De Nieuwe Top” gehuurd voor fl. 225,- per jaar. Hoewel de huur pas eindigt op 22-2-1893, vindt er een boedelscheiding plaats op 09-06-1892. Jan en Aartje vertrekken uit Kootwijkerbroek op 10-11-1892. Vanaf 21-11-1892 staat het gezin ingeschreven in de gemeente Ede. Zij wonen eerst in de Kraats aan Rijnsteeg 3, de Zumpel, en kopen in 1923 het pand Rijnsteeg 1.”

Vanaf 21 november 1892 tot 1920 woonde het gezin in Bennekom, op het adres Kraats 29, later omgenummerd in Kraats 44. De kinderen Harmijntje (1894), Teunisje (1895), Teunis (1896), Jan-Willem (1898) en Evert (1903) werden op dat adres geboren.

De scheuring was ook in Bennekom aan de orde. Ook na het stichten van de Gereformeerde school aan de Rijnsteeg in Bennekom, weigerde Jan Evertsen zijn kinderen naar deze school te laten gaan, ook al woonde hij er met zijn gezin naast. De kinderen gingen naar school in Bennekom-dorp: dat betekende twee uur per dag lopen.

In de notariële archieven van de Gemeente Ede staat een aantal akten op naam van Jan Evertsen als het gaat om de verkoop van turf. Ook is er een akte betreffende de verkoop van gras.

Jan Evertsen stond in zijn dagen erom bekend nogal een groot gevoel voor humor te bezitten en zette dit dan over in een puntdicht. Zo is er nog één puntdicht bekend over een nogal domme boer in Bennekom, wiens zeug niets van de beer wilde weten en op aanraden van een buurman het achterste van deze zeug bewerkte met een gloeiende pook. Dat dit varken na deze behandeling geen belangstelling meer had voor de beer; dat mag duidelijk zijn. Voor de goede orde en privacy bescherming is de naam van de genoemde boer verzonnen. Het gedicht ging als volgt:
Geert van Aart heeft ondervonden,
hoe men leert met schade en schand,
met zijn eigenwijze vonden,
heeft hij het varken de reet verbrand.

In deze periode werd het gezin van Jan Evertsen verrast met de geboorte van een ongewenst aantal katten die door moeder-kat op een afgelegen plaats werden gebaard en pas tevoorschijn kwamen toen ze al wat ouder waren. Er werd besloten een aantal van deze in een met stenen verzwaarde zak in het water te gooien en te verdrinken.

Éen van deze wist echter hieruit te ontsnappen. Deze kat werd hierna steevast Mozes genoemd ("want ik heb hem uit het water getogen"). Deze Mozes leidde nadien een huiselijk leven, totdat iemand de naam Mozes liet vallen. Toen was de kat enkele dagen nergens te bekennen en verbleef vermoedelijk die periode in het land van Midian.

Ook werd er een gasklok gekocht en geïnstalleerd om methaangas te winnen voor het koken van de maaltijden. Deze gasklok werd in een moddersloot gezet en door regelmatig flink erin te roeren ontsnapte er methaangas uit de modder, wat dan in de klok werd opgevangen en van daaruit naar een kooktoestel werd geleid. De geïnstalleerde klok werkte wel, maar was in de praktijk erg onbetrouwbaar wat de opbrengst betreft, zodat het geen goed alternatief was voor de dagelijkse voedselbereiding. De enige die uit deze methode een goed resultaat behaalde was de installateur. In de omgeving van Bennekom waren er namelijk veel van deze installaties geplaatst, maar geen van dezen zijn langere tijd in gebruik geweest.

Begin 1900 werd het gebruik van kunstmest in de landbouw populair en werd deze meststof ook in de omgeving van Bennekom veel gebruikt. De aanvoer van kunstmest vond plaats aan het Benedeneind in Bennekom door middel van een praam, in zakken van 100 kilo per stuk. Deze zakken werden met handkracht gelost vanuit de praam in de Grift. Daarna werden ze via een houten ladder aan wal gebracht en op een kar of wagen geladen. Nu stond de familie Evertsen niet bekend om hun lichaamslengte en schouderbreedte, maar ook deze werkzaamheden werden door hen gedaan. Hoezo ARBO-wetgeving die aangeeft dat je maximaal 20 kilo mag tillen?

Op 20 april 1915 maakt Aartje van Ee een testament op bij Notaris Mr. W.F.J. Fischer jr. waarin zij Jan Evertsen aanwijst als haar enige erfgenaam. Jan doet dit andersom ook voor Aartje. In de notariële archieven van de Gemeente Ede zijn deze te vinden als akte nummers 1115 en 1116. Ook is als akte 1179 een hypothecaire lening uit 1915 bekend. Het gaat hier om een weiland van ongeveer 2 hectaren aan de Rijnsteeg in Bennekom.

Aartje overleed op 7 januari 1921, op 58-jarige leeftijd in Ede. 

Vanaf 1923 stond Jan ingeschreven op het adres Kraats 42, later omgenummerd in Kraats 49. Dit laatste adres is nu Rijnsteeg 1 in Bennekom.

Na het overlijden van Aartje vormden Jan en zijn jongste zonen een mannenhuishouden. Aartje Groeneveld, de toen 13-jarige kleindochter van Jan, sprong bij als hulp in de huishouding. Toen Teunis Evertsen en Willempje van den Brink in 1928 trouwden, nam Willempje de huishoudelijke  taken en het verzorgen van, de intussen 78-jarige en dementerende, Jan op zich.

Jan Evertsen was inmiddels aardig op leeftijd toen zoon Jan Willem hem in de tuin aantrof. Hij was een flinke kuil aan het graven. “Wat ben je aan ’t doen pa?” vroeg Jan Willem. Waarop zijn vader antwoordde: “Ik ga een appelboom poten; een zeute appel; ik wil voor me zelf ok wat hèn.” Jan hield blijkbaar van een zoet appeltje en heeft er ook nog van kunnen genieten. Jan Willem vertelde later dit verhaal aan zijn kinderen als zij dachten dat iets geen zin meer had. 

Jan overleed op 15 april 1936, op 86-jarige leeftijd, in Bennekom.

Evert Weijman (Eef) was getrouwd met Hendrikje Evertsen (Hein). Evert was landbouwer en fruithandelaar. De fruithandel bestond uit het kopen van kersen, pruimen, peren en appelen uit boomgaarden (bongerd) in de Betuwe. Je liet een aantal plukkers het fruit plukken en het werd vanuit een kraampje in de bongerd verkocht.

Als je bij Evert in de bongerd was, dan mocht je naar hartelust eten van al het fruit dat op de grond was gevallen. Wanneer er niet genoeg op de grond lag, dan schudde Evert graag eens flink aan de boom. Aangemoedigd door ome Eef deed een van de kinderen Evertsen zich eens tegoed aan een grote hoeveelheid pruimen. De gevolgen van deze overvloed aan pruimen lieten niet lang op zich wachten, waarop de gulzige eter letterlijk afdroop.

Evert en Hendrikje hadden een oud paard. Evert besloot dat het tijd werd een ander paard te kopen. Het oude paard werd verkocht aan de paardenslager. Deze gaf, naar goed oud gebruik, een deel van dit vlees weer terug aan de familie Weijman. Maar Evert lustte, naar eigen zeggen, geen paardenvlees. Hendrikje bereidde in het geheim het vlees en bood het aan bij het eten. Evert at er goed van, waarop Hendrikje vroeg hoe het vlees hem had gesmaakt. Evert bleek het erg lekker te hebben gesmaakt, waarop Hendrikje de herkomst van het vlees onthulde. Evert rende daarop naar buiten en braakte alles uit. 

Het volgende verhaal is afkomstig uit Kostersteen nr. 84 van de Historische Vereniging Oud-Bennekom en geschreven door Riet Hoogkamer-Weijman:
Mijn opa, Evert Weijman, was boer en slachtte ieder jaar wel een of meerdere varkens. Zo ook in oktober 1950. Een van z'n varkens zou geslacht worden, maar was niet helemaal gezond. Toch werd het varken goedgekeurd voor de slacht. Nu was opa ook jarig in die tijd, om precies te zijn op zaterdag 21 oktober, en veel van zijn kinderen en kleinkinderen bleven eten. Op de broodjes natuurlijk lever, hoofdkaas, bloedworst, ham en wat er meer aan broodbeleg gemaakt was van het varken. De volgende dag, zondag, gingen wij zoals gewoonlijk naar de kerk. De een na de ander verliet echter ziek de kerk voordat de dienst was afgelopen. In de loop van de dag werden we al maar zieker en zieker. Ook ooms en tantes, neefjes en nichtjes die waren blijven eten werden ziek. De volgende dag werd dokter Kan ontboden en bleken we paratyfus te hebben. Jawel.....van het zieke varken. ln ons gezin lagen boven acht mensen ziek te bed: mijn ouders, hun vijf kinderen en de vriendin van hun oudste zoon. Dus kwamen dokter Kan en wijkverpleegster zuster Nel gezamenlijk poolshoogte nemen van de situatie en daalden daarna in gezelschap van mijn moeder de trap weer af. Nou lag er bij ons onder aan de trap een kleedje op een ondergrond van zeil. Zuster Nel stapte op het kleedje en ging in haar volle lengte onderuit. Terwijl ze door dokter Kan overeind werd geholpen mopperde ze'. "Zijn ze doodziek, boenen ze nog de vloer!" 

Zoon Breunis (Breus) Evertsen mocht in zijn jonge jaren met een aantal jagers mee op drijfjacht in de omgeving van de Kraats in Bennekom. Tijdens deze jacht scheurde hij zijn broek op een nogal heftige manier. Dit was tot groot vermaak van de deelnemende jagers die hierop het lied aanhieven van het haveloze ventje dat in zijn broekie een scheur had. Breunis vond dit echter niet erg want hij kreeg van de jagers een beloning van 1 gulden; dit voor een dag jagen en een gescheurde broek. Moeder Aartje vond het waarschijnlijk niet zo heel erg geslaagd omdat de broek toch wel weer hersteld moest worden.

Het gezin van Dirkje (Det) Evertsen en Jan Willem (Jan) van den Berg  bezochten, in de tijd dat zij op de Quadenoord in Renkum woonden, in Renkum de Hervormde Kerk in de Kerkstraat. Als kerkgangers uit die buurt ’s morgens zagen dat Jan al ter kerke ging, dan klonk het: “opschieten, Boertje Berg fietst al langs”. 

Het gezin Van den Berg is later naar een boerderij in de kom van het dorp Randwijk verhuisd. Deze boerderij is, toen deze al leegstond, door kwajongens in brand gestoken. 
Van Jan is bekend dat hij Haarlemmerolie inzette als middel tegen allerlei kwalen. 
De schrijver van dit blog herinnert haar oudoom Jan zich met zijn Solex en een héél duidelijke stem, waar zij als klein kind best een bang voor was. Bij ons ging Jan als Boer Baarg door het leven.
Jan had in de huiskamer een aantal dankbetuigingen hangen wegens zijn getoonde moed tijdens de Tweede Wereldoorlog. Tijdens operatie Market Garden heeft hij, met gevaar voor eigen leven, Britse en Poolse militairen in een roeibootje naar de overkant van de Rijn gebracht.

Teunis Evertsen moest als jongen eens met een koe naar de stier. Teunis liep met de koe aan een touw en broer Jan Willem liep er achter. Ze moesten over een zandpad met diepe sporen, die vol met water stonden. Plotseling zette de koe het op een lopen, waarna Teunis struikelde en in een van de sporen terecht kwam. De koe had flink de vaart erin, maar Teunis liet niet los met als gevolg dat hij liggend een aardig tochtje maakte terwijl de modder aan beide zijden opspoot.

Het houden van bijen is waarschijnlijk van Jan Evertsen overgenomen door zijn kinderen Teunis en Jan Willem. 

Jan Willem had na zijn geboorte een moeizame start op deze wereld, hij hield zijn voeding niet binnen en vermagerde zienderogen. Moeder Aartje was ten einde raad. Op tafel stond een plankje met een stukje gekookt spek en Aartje schrapte met een mes een beetje van het spek en stopte dat bij Jan Willem in zijn mondje. Dat bleek een goede vondst en zo is Jan Willem groot geworden.

Jan Willem kon goed leren en de hoofdonderwijzer kwam bij Jan en Aartje vragen of Jan Willem door mocht leren. Dat was een vraag waar over nagedacht moest worden.Toch werd toestemming gegeven om Jan Willem nog één jaar door te laten leren. Wanneer er later aan Jan Willem werd gevraagd of dat ene jaar nog zinnig was geweest, dan was zijn antwoord "alles wat je leert is zinnig en komt ooit van pas".

Jan Willem was in de oorlog 1914 – 1918 gemobiliseerd en ondergebracht in de Betuwe. De slaapzaal was heel groot en de kachel in het midden van de ruimte was niet toereikend. De soldaten hadden het koud en er was te weinig eten voor al die jongens. Wanneer Jan Willem avondpermissie had, dan reed hij samen met een maat op de fiets naar de Rijnsteeg in Bennekom. Moeder Aartje had dan een stevig maal voor hen. Zelfgebakken brood kregen ze mee, boter, spek en een metworst. Plus een stuk worst om eventueel de wacht mee om te kopen. Dan reden ze zo hard ze konden terug om de laatste pont te halen en op tijd binnen de kazerne te zijn. Zo bleef de omkoopworst in de tas. Het leek immers net oorlog en het was een moeilijke tijd.

Jan Willem nam in zijn jonge jaren, naast de hulp op de boerderij van zijn ouders, ook seizoenswerk aan door bij anderen te gaan maaien en oogsten. 

Later kwam hij in de gelegenheid een winkeltje over te nemen. Daarom kocht hij een strook land, tussen de Maanderdijk en een treksloot, die richting de Grift voerde. Hij bouwde samen met Maas Breeschoten daarop een pand. Dit pand werd ingericht  als magazijn en winkel voor Jan Willem. Voor Maas was er een winkel en fietsenherstelwerkplaats. Maas Breeschoten kon later de boerderij van zijn ouders overnemen en zo kwam ook de werkplaats voor fietsen in Jan Willems bezit.
Anna (An) Willemsen werkte in de winkel. Jan Willem werkte in de werkplaats en bezorgde de boodschappen. Nadat tegen de winkel aan ook een woonhuis was gebouwd, konden Jan Willem en Anna trouwen. Toen er hulpmotors op fietsen werden gebouwd, moest Jan Willem weer naar cusus om de benodigde vergunningen te kunnen krijgen. Later kwam de Solex. Ook een benzinepomp werd aan het bedrijf toegevoegd. Daarnaast waren er verschillende dieren: kippen, ganzen, angorakonijnen, schapen, jong rundvee en bijen.
Tenslotte reed Jan Willem taxi met zijn eigen auto, die hij ook wel verhuurde.
De werkplaats van Jan Willem had een plafond van rietmatten. Wekelijks werd deze werkplaats opgeruimd door al het vuil op een hoop te vegen, dit te overgieten met een flinke hoeveelheid benzine en dit alles hierna in brand te steken. Het mag wel een groot wonder genoemd worden dat de werkplaats nooit is afgebrand.

Eens las Willem oom, de krant bij Jan Willem. In de krant stond de verlovingsfoto van Juliana en Bernard. Willem oom bekeek de foto aandachtig en zei: "Uit dit huwelijk geen prins." Jan Willem: "ja, dat zul jij weten". Willem: "Jan, in dit huwelijk géén prins." 
Toen de eerste koninklijke baby werd verwacht, werd er met de mensen uit de werkplaats gewed om een fles jenever. Jan Willem, met in gedachten de voorspelling van Willem oom (je kunt niet weten) zette als enige in op een prinses. 
Beatrix geboorte werd gevierd in de achterkamer en het was nog laat onrustig in de Kraats.

Jan Willem heeft later winkel en werkplaats verkocht en is toen met zijn gezin in Lunteren gaan wonen.

Zoon Evert Evertsen is met zijn vrouw Geertrui (Trui) van Kruistum en kinderen vanuit Barneveld geëmigreerd naar Canada. Hij was loodgieter in Barneveld en heeft de toren van de oude kerk aldaar van nieuwe dakleien voorzien.

update:  16 november 2014

bron: De herkomst van de meeste anekdotes op deze pagina zijn na mondelinge overlevering van Teunis Evertsen aan Gijs Evertsen Teuniszn; conclusies hieraan verbonden door Gijs Evertsen Teuniszn; een aantal andere verhalen is gepubliceerd met dank aan Fiet Meijers-Evertsen.

25 januari 2006

Geschiedenis familie Evertsen - Generatie VI


boerderij Den Elzenbosch in Otterlo

Teunis Evertsen (geboren 1896) en Willempje van den Brink

Teunis Evertsen werd op 10 november 1896 in Bennekom geboren als zoon en achtste kind van Jan Evertsen en Aartje van Ee.

Teunis trouwde op 14 december 1928 te Wageningen op de leeftijd van 32 jaar met de uit Wageningen afkomstige 24-jarige Willempje van den Brink, dochter van Geurt van den Brink en Geertrui Roseboom.

Het gezin van Teunis Evertsen en Willempje van den Brink woonde op adres Kraats 49, later Rijnsteeg 1 te Bennekom. De boerderij op dit adres kwam op 13 oktober 1936 officieel in het bezit van Teunis na het overlijden van zijn vader Jan Evertsen. In het bewijs van eigendom wordt het beschreven als "een boerenplaatsje aan de Rijnsteeg onder Bennekom, bestaande uit boerenwoning met schuur en verdere getimmerten, weiland en bouwland, kadastraal bekend Gemeente Bennekom, sectie B, nummer 560, groot 2.26,10 hectaren.

In Bennekom werden in het gezin van Teunis en Willempje 7 kinderen geboren: Jan in 1930, Geurt in 1932, Aartje in 1934, Geertrui in 1935, Hendrik in 1937 en de tweeling Teunisje en (privé) in 1938.
Teunis was van beroep landbouwer op een 4,5 ha. groot land, kuikenbroeder en melkrijder Op het bedrijf was een paard, een aantal koeien, er waren een paar varkens en een hok met kippen.

Als melkrijder reed Teunis voor de melkfabriek “de Hoop “ in Bennekom. Toen hij op 17 december 1928 (drie dagen na zijn huwelijk ) de melk moest ophalen bij de boeren, was het door ijzel zo glad dat hij de melkbussen kruipend op zijn knieën naar de wagen moest brengen en de bussen daar moest optillen. De wagen was door de gladheid nauwelijks op de weg te houden.

Op deze zelfde dag werd bij zijn broer Breunis Evertsen en schoonzus Gerritje van Roekel in Otterlo een zoon geboren die Gijsbert werd genoemd. Deze Gijsbert werd sindsdien de gladde Gijs genoemd.

De in Bennekom geboren kinderen werden allen gedoopt in de Nederlands Hervormde Kerk in Bennekom. Willempje kon het antwoord op de doopbelofte niet geven omdat zij geen belijdend lidmaat was van deze gemeente. Zij was van huis uit een volgeling van Ds. Paauwe en heeft in haar leven de overgang naar de Nederlands Hervormde Kerk uit innerlijke beweging nooit kunnen maken.
Het kerkbezoek van Teunis en Willempje is echter wel steeds naar de Nederlands Hervormde Kerk geweest. Teunis en Willempje gingen trouw naar de kerk maar, zoals begrijpelijk, kwam Willempje na de geboorte van een kind toch wel enige tijd niet in Gods huis en ook niet in haar ouderlijk huis.
De ouders van Willempje waren, als volgelingen van ds. Paauwe, in deze tijd meestal zogenaamde thuislezers. Werd er dan aan moeder Van den Brink-Roseboom verteld dat Willempje weer in de kerk was gezien, dan antwoordde ze blij “dan zal Willempje wel gauw weer eens thuiskomen“. Kort gezegd: de eerste kerkgang was belangrijker dan het eerste bezoek aan het ouderlijk huis.

Toen Willempje in verwachting bleek te zijn van een tweeling, vond de huisarts het beter dat zij hiervan niet zou weten omdat zij zich dan teveel zorgen zou maken. Om toch een uitzet te hebben, die toereikend was voor een tweeling, werd er extra kleding gekocht. Deze werd voorlopig bewaard bij het gezin van Jan Willem Evertsen.

Door de omvangrijke kinderschaar werd de boerderij in Bennekom toch wel wat klein en het beschikbare grondoppervlak te weinig voor een economische voortzetting van dit bedrijf. Omdat er ook geen zorgplicht meer was aan de oude vader, werd er omgezien naar een andere boerderij. Die boerderij werd gevonden in 1939. Het was de nieuw gebouwde boerderij De Elzenbos met ruim 7 hectare grond en oude opstallen, staande in Otterlo aan de Wekeromseweg 12 (nu Barneveldseweg 12).

De oude boerderij Den Elzenbosch was enige jaren daarvoor door brand helemaal verwoest, maar schuur, bakhuis en een kippenhok waren gespaard bleven.
Toen de wagen, waarop de inboedel van de boerderij uit Bennekom stond, in oktober 1939 in Otterlo aankwam vonden de buurkinderen aan de Wekeromseweg dat er wel erg veel klompjes op de wagen stonden.

De broedmachine, die gebruikt werd voor het uitbroeden van de kuikens, was een primitieve machine. Hij werd gestookt met turf, had een temperatuurregeling met kleppen, gestuurd door een bimetaal. Ook was er een luchtvochtigheidregeling door kleppen, gestuurd door een bosje paardenhaar (principe haarhygrometer). Ter controle van de juiste temperatuur en luchtvochtigheid was deze machine ook uitgerust met een natte- en drogebolthermometer.

Het gezin Evertsen woonde nog maar kort in Otterlo toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Het begin van de oorlog werd door hen betrekkelijk rustig beleefd. Wel werd het gezin opgeschrikt door twee overlijdensgevallen in de naaste familie. 

Op 10 mei 1940, sneuvelde neef Jan Groeneveld, de 21-jarige zoon van Harmijntje Evertsen en Jannis Groeneveld, als dienstplichtig soldaat bij de eenheid 1-1-IV depot bereden artillerie op het vliegveld Valkenburg. In de vroege morgen werd hij vermoedelijk met een patrouille op verkenning uitgestuurd. Jan is uiteindelijk begraven op het militaire ereveld Grebbeberg in Rhenen (rij 9, nr. 18).
Ook kwam neef Pieter Albertus Evertsen, het 7-jarige zoontje van Evert Evertsen en Geertrui van Kruistum, op 18 oktober 1940 te overlijden. Tijdens het plukken van eikels viel hij uit een boom, brak zijn nek en stierf.

Van de Duitse bezetting werd eerst relatief weinig hinder ondervonden. Dit veranderde echter in de loop der jaren toen er een distributie werd ingevoerd van levensbehoeften zoals kleding en voedsel, de avondklok werd ingesteld en de door hen gestelde regels keer opkeer werden verzwaard.

In de oorlogsjaren kregen Teunis en Willempje nog twee kinderen, namelijk Teunis in 1942 en Gijsbert in 1944.

Met negen kinderen waren er heel wat monden te vullen. Hoewel er in het gezin in de oorlogsjaren nooit echt honger is geleden werd er toch wel naar uitgezien om de beschikbare rantsoenen wat aan te vullen. Dit was echter moeilijk omdat het aanwezige vee door de bezetters werd geregistreerd en er een leveringsplicht was van alle beschikbare voedsel en vee.
Toch werd er kans gezien een jong geboren varkentje buiten de registratie te houden, dit vet te mesten en te slachten. Dit slachten werd in de nacht gedaan, zodat het niet kon worden opgemerkt. Een varken slachten, zonder dat het dier een oorverdovend lawaai produceert, is onmogelijk. Dit lawaai werd dan ook in de naaste omgeving gehoord en het was gemeld bij de bezetters, die een dag daarop kwamen informeren wat er toch wel gebeurd was.Juist op het moment dat de agent ter plaatse kwam om poolshoogte te nemen, kwam buurvrouw Jans van de Brink binnenlopen. Zij had natuurlijk ook het geschreeuw gehoord en vroeg aan een van de zoons “zeg jong, had jie zoon kiespien vannacht?“. Dit was blijkbaar een voldoende verklaring want er werd verder geen onderzoek ingesteld.

Ook kwam Teunis bijna zwaar in de problemen toen hem gevraagd was (door blijkbaar de ondergrondse beweging) op huize Roekel een pakketje af te geven. Toen hij aan het gegeven adres aanklopte werd de deur opengedaan door een Duitse S.S.-er. Het genoemde adres was juist deze nacht door de Duitsers ingenomen omdat de bewoners onderdak verleenden aan een ondergrondse groep. Deze Duitse militair pakte het pakket echter niet aan, maar maande Teunis om zo spoedig mogelijk weg te gaan. Het genoemde pakket is later afgegeven bij de heer Van de Vendel aan de Damakkerweg. Enkele dagen hierna werd vernomen dat er in huize Roekel een aantal mensen was gearresteerd en afgevoerd met onbekende bestemming.

Voorafgaand aan de luchtlanding op 17 september 1944 vonden er op en in de omgeving van het vliegveld Deelen zware bombardementen plaats. Deze bombardementen veroorzaakten ook in Otterlo en omgeving zware druk- en geluidsgolven. De drukgolven waren zo sterk dat zij het kelderluik in de woning op en neer deden slaan.

Na de “slag om Arnhem“ werd de omgeving van Otterlo en ook de woning van Teunis en Willempje overspoeld met vluchtelingen en evacués uit Arnhem, Oosterbeek, Renkum en Wageningen. Veel vonden een tijdelijk onderdak bij hen. Het gezin heeft daarbij ook ervaren dat behulpzaamheid ernstig kan worden misbruikt.

In de laatste maanden van de oorlog werd het paard van Teunis Evertsen door de Duitse bezetter gevorderd. Teunis was hierdoor sterk gedupeerd omdat een paard voor het werk niet gemist kon worden. Toen hij dan ook op de 16e april 1945 tijdens het begin van de slag om Otterlo op de Wekeromseweg enkele paarden zag lopen, dacht hij zijn slag te slaan door één van deze paarden te vangen. Groot was zijn schrik toen hij daarop onder vuur werd genomen door een Duitse mitrailleurschutter. Hij liet hierop het paard maar lopen en haastte zich om in veiligheid te komen.
Tijdens deze slag om Otterlo brandden er in Otterlo en omgeving veel boerderijen af. De boerderij De Elzenbos bleef gespaard. Wel verbleven de bewoners in een met strobalen gebouwde schuilkelder.

Op boerderij De Elzenbos stond een flink aantal fruitbomen: kersen, peren, pruimen en appelen. De zure appelen werden gegeten of verwerkt tot appelmoes, de zoete appelen werden voornamelijk gedroogd voor de wintermaanden en opgeslagen in een grote bus. Dat "appeltje voor de dorst" bleek op een keer flink tegen te vallen omdat een van de kinderen zich in de voorbije tijd had getracteerd op elke dag een handjevol gedroogde appeltjes.

Een eettafel, bezet met zestien of meer personen, was in het gezin van Teunis en Willempje geen uitzondering. Ook was het dan wel onrustig aan tafel. Als dit, voor het gevoel van Teunis, uit de hand dreigde te lopen kreeg de veroorzaker van deze onrust de pet van Teunis toegeworpen. Aan de boosdoener was dan de schone taak om de pet terug te brengen, waarop een ernstige toespraak volgde. Voor de kinderen Evertsen was dit een opvoedkundige regel, waar ze bang voor waren.

De oudste kinderen hadden intussen kennisgemaakt met het schoolgaan op de openbare lagere school in Otterlo. Het hoofd van de school: meester Cees Engelen was een toonbeeld van geduld en pedagogisch talent. Meester Engelen was een hartstochtelijk liefhebber van voetbal en ging met de schooljongens- en meisjes, als het weer het ook maar enigszins toeliet, voetballen. Als de kinderen dan vroegen of hij mee wilde doen, dan zei hij steevast, “nee jongens dat kan niet want ik heb een bot in mijn knie“ wat hem de bijnaam “Kees Knie” opleverde.
Meester Engelen pensioneerde in 1953, maar bleef nog jarenlang als invalmeester aan de school verbonden zodat hij bij ziekte van het andere onderwijzend personeel behulpzaam kon zijn. Zo was hij dan ook nog heel veel op het voetbalveld te vinden als scheidsrechter en liep dan even hard of zelfs nog harder dan de jongens. Naar deze Meester Engelen is in later jaren in Otterlo een straat vernoemd.

Na de bevrijding van Otterlo en ook van Nederland bleef het leven voor het gezin van menige familie een ook van de familie Evertsen zorgelijk. De distributie werd gehandhaafd, het papieren geld werd ongeldig verklaard, en het tientje van Lieftinck werd ingevoerd. Vooral de distributie was een groot probleem. Bonnen waren er genoeg, maar nergens waren goederen te krijgen. Vooral kleding en beddegoed was schaars. Hulp vanuit de Verenigde Staten werd ontvangen en Willempje kreeg via mevrouw Folmer uit Otterlo (deze had familie in de VS) een grote partij breikatoen . Deze werden verwerkt tot gebreide onderbroeken en hemden. Deze waren niet erg prettig wat pasvorm en draagcomfort betreft, maar er was simpelweg niets anders.

Op 9 maart 1947 overleed na een droevig ongeval zoon Gijsbert op zijn derde verjaardag. Willempje was op dat moment zeven maanden zwanger van haar tiende kind. Door het verdriet en de slechte conditie kreeg Willempje een zware longontsteking, waaraan zij bijna overleed.

Ook de natuur deed zich gelden. In maart was het zeer koud en in april en mei waren de temperaturen ver boven normaal, een felle oostenwind en heel weinig neerslag. De op meiavond gepote aardappelen lagen vijf dagen later weer open en bloot op het land.

In mei 1947 werd het jongste kind van Teunis en Willempje geboren; hij wordt Gijsbert genoemd.

In de winter van 1952 werd het bedrijf van Teunis Evertsen getroffen door de varkenspest, waarna de varkens geruimd en de stallen ontsmet moesten worden. Dit betekende een flinke verliespost omdat er gedurende een half jaar geen varkens gehouden mochten worden.

De predikant van de Nederlands Hervormde Kerk in Otterlo had, naast zijn traktement, recht op een vergoeding in natura. Deze bestond uit een vracht oude koemest voor de bemesting van zijn groentetuin. Bij zijn lid worden van de kerk in Otterlo, nam Teunis deze verplichting op zich en bracht jaarlijks een kar vol mest bij de dominee. Dit ritueel werd jaarlijks herhaald, tot aan 1957. Toen gaf dominee Kruishoop aan hier geen behoefte meer aan te hebben omdat hij geen groentetuin wilde houden.

In een advertentie in het streekblad De Nieuwe Holevoet van 24 maart 1964 biedt Teunis Evertsen zijn boerderij te koop aan. De tekst van de advertentie is als volgt: Te koop: boerderij, 4,5 ha. grasland, pracht woonhuis, bev. 2 kamers, keuken, 4 sl. kamers, grote droogzolder, kelder, gelegenheid tot houden van plm. 1200 kippen.

In de zomer van 1964 zijn beiden verhuisd naar de Wekeromsebuurtweg 3 in Wekerom.
Teunis is overleden op de leeftijd van 79 jaar op 29 juni 1976 in het Streekziekenhuis te Bennekom.
Willempje overleed op 82-jarige leeftijd op 8 april 1987 thuis in Wekerom.

update: 16 november 2014

bron: De herkomst van de meeste anekdotes op deze pagina zijn na mondelinge overlevering van Teunis Evertsen aan Gijs Evertsen Teuniszn; conclusies hieraan verbonden door Gijs Evertsen Teuniszn; een aantal andere verhalen is gepubliceerd met dank aan Fiet Meijers-Evertsen.

15 januari 2006

Het Klaphek - Inleiding


Het voorhuis van de boerderij
(bron: Rijksdienst v/h Cultureel Erfgoed)
De schrijfster van deze pagina zag in 1964, als vijfde kind uit een gezin van zeven, het levenslicht op boerderij Het Klaphek. Dat was, om precies te zijn, op het kamertje onder de 7 van "1807": het jaartal dat op de voorgevel van de boerderij prijkt. Het is de boerderij waar ik ook ben opgegroeid en waar mijn vader vanaf 1933 heeft geboerd.

Mijn vroegste herinneringen gaan terug naar de grote bladeren van de enorme plataan naast het voorhuis. In de herfst werden daarmee hutten gebouwd en konden we prachtig verstoppertje spelen. De plataan werd in 1967 gekapt.

De geschiedenis van de boerderij hield mij als kind al bezig. Zo heeft een van de kelders onder de boerderij een gewelfd plafond. Een dergelijke bouw was in 1807, voor ons het uitgangspunt van de datering van de boerderij, niet gebruikelijk; zo hoorde ik van mijn ouders. Voor 1807 moest op die plaats een andere boerderij of woning hebben gestaan. We fantaseerden er lustig op los en bedachten dat er ooit vast een groot kasteel had gestaan. Onder de boerderij zouden ongetwijfeld onderaardse gangen te vinden zijn. Mijn moeder ontdekte dat er een verborgen ruimte was. Na jaren vol verzinsels hierover werden dan eindelijk een paar zolderplanken los gemaakt om te kijken welke schat er verborgen lag: een klein hokje met wat spinnenwebben en aan de muren wat oud behang. De ruimte was het resultaat van een verbouwing voor 1933.

Er is in het verleden al meer onderzoek gedaan naar de boerderij. Graag wil ik op deze pagina's bekende gegevens over de boerderij combineren met gegevens over de bewoners door de eeuwen heen, eigenlijk de genealogie van de boerderij, om uiteindelijk te komen tot een zo compleet mogelijk verhaal over boerderij Het Klaphek tot 1999.


eerste publicatie: 26 februari 2010
update: 30 november 2011